Wat kan een baby van 20 maanden meestal?
Rond 20 maanden wordt bewegen behendiger en doelgerichter: zekerder lopen met achteruit- en zijwaartse stapjes, korte sprintjes, draaien, hurken en weer opstaan in één flow. Klimmen en duwen/trekken (kar, stoel) zijn favoriet. Spel wordt rijker met doen-alsof (pop eten geven, “koken”, bellen), eenvoudige puzzels en beginnend sorteren op kleur/vorm. Taal groeit vooral in begrip, wijzen/gebaar en bij veel kinderen in woordjes (grote variatie is normaal). Het dagschema is meestal stabiel: 1 middagdutje, 3 maaltijden en 1–2 tussendoortjes; aan tafel steeds meer zelf eten met vingers, beker en lepeltje.
In één oogopslag
- Slaap: 12–13(–14) uur/etmaal; doorgaans 1 middagdutje (±1,5–2,5 u).
- Motoriek: zeker lopen/rennen, achteruit/zijwaarts, hurken→staan, klimmen laag, bal rollen/gooien/schoppen.
- Fijne motoriek: 4–6 blokjes stapelen, ringen sorteren, eenvoudige knop-puzzels, lepel oefenen.
- Communicatie: begrijpt 1–2-staps opdrachten, wijst, gebruikt woordjes + gebaren; soms eerste twee-woordcombi’s.
- Eten: peuter-variant van familie-eten; water uit (open) beker/rietje; rommel = leren.
Belangrijke mijlpalen deze maand
- Grove motoriek
- Behendig lopen met draaien/stoppen, achteruit enkele stappen en zijwaartse stapjes.
- Hurken om iets te pakken en doorlopen; korte stukjes rennen.
- Klimmen op lage bank/trede; glijbaan/speeltuin met begeleiding.
- Duwen/trekken (kar, doos) en beginnen met schoppen tegen een bal.
- Fijne motoriek & handfunctie
- 4–6 blokjes stapelen (toren), in/uit bakjes, ringen op stok sorteren.
- Lepel naar de mond (co-feeden helpt), vork met stompe punten onder toezicht.
- Krassen/strepen en eerste cirkels-achtige bewegingen met dik potlood/krijt.
- Zintuigen & communicatie
- Wijzen voor gedeelde aandacht; volgt jouw gebaren en korte aanwijzingen (“pak de bal”, “leg in de bak”).
- Dierengeluiden en klankspel; groei in herkenbare woordjes en soms twee-woordcombi’s (“mama auto”).
- Speelt doen-alsof en voert eenvoudige opdrachten uit.
- Sociaal-emotioneel
- Meer autonomie (“zelluf!”) en voorkeuren; driftbui kan sneller ontstaan bij overgang of frustratie.
- Hechting zichtbaar: zoekt jou op bij spanning; routines en voorspelbaarheid helpen.
Mijlpalen zijn gemiddelden; variatie is normaal. Zorgen over lopen, slapen of praten? Bespreek het met het consultatiebureau of (jeugd)arts.
Ontwikkeling van je baby
Slaap
- Totaal: vaak 12–13(–14) uur/24 u.
- Patroon: één middagdutje van ~1,5–2,5 uur.
- Wakkere vensters: ±5–6 uur (ochtend vaak korter dan middag).
- Slaaphygiëne
- Kort, voorspelbaar ritueel (verschonen—knuffel—liedje—bed).
- Vroege bedtijd (30–60 min eerder) op dagen met veel prikkels/kort dutje.
- Nieuwe skills (rennen/klimmen) kunnen nachten tijdelijk onrustig maken—oefen overdag ook “weer omlaag”.
Voeding (1–2 jaar; peuter-proof)
- Structuur: 3 mini-maaltijden + 1–2 tussendoortjes; zuivel/borst naar behoefte en in overleg met je zorgverlener.
- Bouwstenen per maaltijd
- Eiwit/ijzer: peulvruchten, ei, (mager) vlees/vis, ijzerrijke pap.
- Groente/fruit: zacht gegaard/rijp; klein/plat gesneden.
- Graan/zetmeel: volkoren brood/pasta/rijst (zacht), aardappel/zoete aardappel.
- Vetten: beetje olie/roomboter/notenpasta dun uitgesmeerd (geen hele noten).
- Drinken: water uit open beker/rietje; sap is niet nodig.
- Zelf eten: fingerfood dagelijks; lepeltje co-feeden (twee lepels = minder frustratie).
- Veiligheid: vermijd harde/ronde stukken (hele druiven/noten/rauwe wortel); snijd/plat en houd toezicht.
Lichamelijke ontwikkeling & motoriek
- Vrije vloerbeweging boven stoeltjes/wippers: rennen, draaien, hurken→staan, klimmen laag en veilig.
- Balvaardigheid: rollen, gooien naar mand, schoppen (korte afstanden).
- Trap: alleen begeleid; voorkeursmethode omlaag = achteruit op de knieën.
Zintuigen & communicatie
- Zien: vormpjes/gaatjes/bakjes blijven top; eenvoudige vormpuzzels met knop.
- Horen/spraak: begrijpt meer dan het zegt; korte zinnen + gebaren werken het best.
- Taalspel: praat—wijs—wacht (2–3 s); label routines (jas aan, handen wassen, opruimen). Gebaren (“meer”, “klaar”) ondersteunen begrip.
Sociaal-emotionele ontwikkeling
- Samen eten = samen leren: beurt nemen, proeven zonder druk, woorden koppelen aan daden.
- Co-regulatie: benoem gevoel (“boos/teleurgesteld”), geef keuze in tweeën (“rode of blauwe beker?”) en houd grenzen warm maar consequent.
Gemiddelde slaap/voeding per etmaal (indicatief)
| Onderdeel | Richtwaarde |
|---|---|
| Totale slaap | 12–13(–14) uur |
| Dutjes | 1 (±1,5–2,5 uur) |
| Wakkere vensters | 5–6 uur |
| Maaltijden | 3 + 1–2 tussendoortjes |
| Melk/borst | naar behoefte/afspraak |
| Water | bij elke maaltijd (open beker/rietje) |
Richtwaarden; leidend zijn signalen, groei en luieroutput van je kind.
Wat je als ouder kunt merken
- Exploreren & klimmen: deuren, laden, stoelen, trap — peuter-proof blijft topprioriteit (veranker meubels, koorden weg, kleine objecten verwijderen).
- Aan tafel: zelf eten met vingers/lepeltje; morsen = leren. Korte maaltijden, kleine porties, duidelijke woorden (meer? klaar?).
- “Nee!” & emoties: autonomie groeit; voorspelbare routines + humor en keuze in tweeën werken.
- Energiepieken: intens bewegen → vroegere bedtijd i.p.v. doorduwen.
Do’s & don’ts
- Do: oefen achteruit/zijwaarts stappen, bal rollen/gooien/schoppen, klimmen laag en veilig.
- Do: lees dagelijks kort; wijs—label—wacht.
- Do: bied ijzerbronnen en veel variatie; oefen beker/rietje en lepeltje (co-feed).
- Don’t: bord leeg forceren; volg verzadigingssignalen.
- Don’t: je kind onbeheerd op hoogte; traphek, stopcontactbeveiligers en meubels verankeren.
Tips & activiteiten
Speelideeën (motoriek, taal, doen-alsof, oorzaak–gevolg)
- Zij- en achteruitspel: zet een zachte “parkeerplek” (kussen) en laat je kind zijwaarts stapjes doen langs de bank en achteruit naar het kussen—“voor—achter—zij—stop!”.
- Bal & mand: bal rollen, gooien in wasmand en nu ook schoppen richting doel; juich mee (“yes!”).
- Kook-café (doen-alsof): houten lepel, bakje, pop/knuffel; “roeren—proeven—geven aan pop”.
- Sorteren & stapelen: 3–4 ringen/blokken sorteren op kleur/grootte (met jouw model). Label “rood—blauw—groot—klein”.
- Boekjestijd: flap-/voelboek; wijs 1–2 items per pagina en pauzeer voor reactie.
HowTo: omgaan met “gooien met eten” (zonder strijd)
- Kleine porties: serveer 2–3 stukjes tegelijk; vul bij op verzoek.
- Woorden + gebaar: leer “meer” en “klaar” (handen open/gesloten).
- Pauze-mandje: wat op de grond gaat → in het mandje naast de stoel (samen opruimen na afloop).
- Korte maaltijden: 10–20 min is genoeg; sluit af met vast eind-ritueel (“klaar” zeggen, handen vegen).
- Specifiek prijzen: “Je legde de broccoli in het mandje – netjes!”
Wist je dat… peuters beter reageren op duidelijke eind-cues (liedje/zin/gebaar) dan op lange verbale uitleg tijdens de maaltijd?
Leven van de ouder
- Dagindeling: anker op 1 middagdutje en wakkere vensters 5–6 uur; plan maaltijden tussen slaap en melk wanneer je kind alert is.
- Praktisch: kinderstoel met voetsteun, antislip-bord, siliconen slab met opvang; rommel is leermateriaal.
- Slaapmanagement: kies vroeg naar bed op drukke dagen; nachten saai (weinig licht/spraak).
- Mentale gezondheid: 18–21 maanden is intens (mobiliteit + wil). Plan micro-me-time (10–20 min), verdeel “eet—bad—bed”-taken, vraag hulp.
- Veiligheid: traphek(ken), giftige planten hoog, koorden weg, kleine objecten verwijderen, meubels verankeren (omvalrisico).
FAQ (Veelgestelde vragen)
Moet een kind van 20 maanden kunnen springen of rennen?
Korte ren-stukjes en huppelachtige stappen zijn normaal; springen met beide voeten komt later. Stimuleer laag en veilig.
Hoeveel en wat eet een 20-maander?
Richt op 3 maaltijden + 1–2 tussendoortjes. Per maaltijd: eiwit/ijzer + groente/fruit + graan + vetje. Porties variëren per dag; variatie en plezier > volume.
Eén dutje is soms kort—wat nu?
Compenseer met vroegere bedtijd (30–60 min eerder) of plan een rustblok in de middag. Kijk naar trends, niet naar één dag.
Drinken uit (open) beker blijft knoeien—normaal?
Ja. Enkele slokjes per maaltijd volstaan. Oefen rustig; morsen = leren. Water is de beste dorstlesser.
Mijn kind gooit of smeert met eten. Is dat “stout”?
Meestal niet; het is oorzaak–gevolg en sensoriek. Volg de HowTo: kleine porties, meer/klaar-gebaren, kort en positief afronden.
Hoe stimuleer ik taal op 20 maanden?
Praat—wijs—wacht. Label dagelijkse handelingen, gebruik gebaren (“meer”, “klaar”), lees dagelijks kort en zing met beweging. Sommige kinderen starten met twee-woordcombi’s; geen must.
Is veel kruipen nog oké?
Als je kind kan lopen maar soms kruipt voor snelheid, is dat prima. Kan het nog niet lopen of twijfel je? Overleg met het consultatiebureau of je (jeugd)arts.
Wanneer medische hulp zoeken?
Bij koorts (≥38 °C), sufheid, slecht drinken/eten, weinig natte luiers, ademhalingsproblemen, herhaald projectielbraken, (mogelijk) verslikken/stikken of als je onderbuikgevoel “niet pluis” zegt—bel je (jeugd)arts.
Vooruitblik & navigatie
- Vorige: baby 19 maanden – zeker lopen/rennen, doen-alsof, opruimen leren en stabiel 1 dutje.
- Volgende: baby 21 maanden – behendiger en sneller, meer twee-woordcombi’s, langer doen-alsof en steeds meer meedoen in routines (aan-/uitkleden, simpele klusjes).