Wat kan een baby van 23 maanden meestal?
Rond 23 maanden (bijna 2 jaar!) beweegt je kind snel en behendig: stevig lopen met korte stukjes rennen, achteruit/zijwaarts stappen, laag klimmen en gecontroleerd hurken→staan. Spel wordt langer en doelgerichter: doen-alsof (koken, pop verzorgen), sorteren (kleur/grootte), simpele puzzels en kleine taakjes (sok in wasmand, doekje brengen). Taal groeit vooral in begrip en steeds vaker in twee-woordzinnen (“meer melk”, “papa boek”); bij een deel verschijnen al drie-woordjes in routinemomenten. Het dagschema is meestal stabiel met 1 middagdutje, 3 maaltijden en 1–2 tussendoortjes; aan tafel zie je meer zelf eten met lepel/beker.
In één oogopslag
- Slaap: 12–13(–14) uur/etmaal; 1 middagdutje (±1,5–2,5 u).
- Motoriek: zeker lopen/rennen, achteruit/zijwaarts, hurken→staan, laag klimmen, bal rollen/gooien/schoppen.
- Fijne motoriek: 5–7 blokjes stapelen, ringen sorteren, lepeltje richten, eenvoudige scheppen/gieten.
- Taal/communicatie: begrijpt 2-staps opdrachten; meer twee-woordzinnen, soms drie-woordjes in routine.
- Eten: peuter-variant van familie-eten; water uit (open) beker/rietje; co-feeden met lepel blijft handig.
Belangrijke mijlpalen deze maand
- Grove motoriek
- Behendig lopen met draaien/stoppen; korte “ren”-stukjes; achteruit en zijwaarts positioneren.
- Hurken→staan vlot in spel; obstakels nemen (kussen, lage trede).
- Klimmen op lage bank/trede; glijbaan met jouw nabijheid.
- Balvaardigheden: rollen, gericht gooien naar mand, schoppen tegen een doel.
- Fijne motoriek & handfunctie
- 5–7 blokjes stapelen; 3–5 ringen sorteren; dop op/af; grote knop-puzzelstukken plaatsen.
- Lepel beter richten; vork met stompe punten kan onder toezicht.
- Krassen/strepen en beginnende cirkels met dik potlood/krijt.
- Zintuigen & communicatie
- Volgt 1–2-staps opdrachten (“pak boek en leg in de bak”).
- Meer woordjes + twee-woordzinnen; soms vroege drie-woordjes in routine (“meer brood nu”).
- Gebaren (“meer/klaar”) blijven handig om frustratie te beperken.
- Sociaal-emotioneel
- Autonomie (“zelluf!”) + voorkeuren; driftbuien vooral bij overgangen/vermoeidheid.
- Hechting: zoekt jou op bij spanning; voorspelbare ritmes helpen.
Mijlpalen zijn gemiddelden; variatie blijft normaal. Zorgen over bewegen, slapen of praten? Bespreek ze met je consultatiebureau of (jeugd)arts.
Ontwikkeling van je baby
Slaap
- Totaal: meestal 12–13(–14) uur/24 u.
- Patroon: één middagdutje van ~1,5–2,5 uur.
- Wakkere vensters: ±5–6 uur (ochtend korter dan middag).
- Slaaphygiëne
- Kort, voorspelbaar ritueel (verschonen—knuffel—liedje—bed).
- Na korte dutjes of drukke dagen: vroege bedtijd (30–60 min eerder).
- Taalsprongen/klimfase kunnen nachten tijdelijk onrustig maken — overdag oefenen (ook “weer omlaag”) en rustige avonden helpen.
Voeding (1–2 jaar; peuter-proof)
- Structuur: 3 mini-maaltijden + 1–2 tussendoortjes; zuivel/borst naar behoefte in overleg met je zorgverlener.
- Bouwstenen per maaltijd
- Eiwit/ijzer: peulvruchten, ei, (mager) vlees/vis, ijzerrijke pap.
- Groente/fruit: zacht gegaard/rijp; klein/plat gesneden.
- Graan/zetmeel: volkoren brood/pasta/rijst (zacht), aardappel/zoete aardappel.
- Vetten: beetje olie/roomboter/notenpasta dun uitgesmeerd (geen hele noten).
- Drinken: water uit (open) beker/rietje; sap niet nodig.
- Zelf eten: fingerfood dagelijks; lepeltje co-feeden (twee lepels = minder frustratie).
- Veiligheid: vermijd harde/ronde stukken (hele druiven/noten/rauwe wortel); snijd/plat en blijf erbij.
Lichamelijke ontwikkeling & motoriek
- Vrije vloerbeweging boven stoeltjes/wippers: rennen, draaien, hurken→staan, klimmen laag en veilig.
- Balvaardigheden: rollen/gooien/schoppen op korte afstand; mikken op “doel” (kussen/mand).
- Trap: alleen begeleid; omlaag bij voorkeur achteruit op de knieën of zittend.
Zintuigen & communicatie
- Zien: vormpjes/gaatjes/bakjes; eenvoudige vormpuzzels met knop.
- Horen/spraak: begrijpt meer dan het zegt; korte zinnen + gebaren werken het best.
- Taalspel: praat—wijs—wacht (2–3 s); model consequent twee-woordzinnen in routines (“meer brood”, “schoenen aan”).
Sociaal-emotionele ontwikkeling
- Samen eten = samen leren: beurt nemen, proeven zonder druk, woorden koppelen aan daden.
- Co-regulatie: benoem gevoel (“boos/teleurgesteld”), geef keuze in tweeën (“rode of blauwe beker?”), houd grenzen warm/consistent.
Gemiddelde slaap/voeding per etmaal (indicatief)
| Onderdeel | Richtwaarde |
|---|---|
| Totale slaap | 12–13(–14) uur |
| Dutjes | 1 (±1,5–2,5 uur) |
| Wakkere vensters | 5–6 uur |
| Maaltijden | 3 + 1–2 tussendoortjes |
| Melk/borst | naar behoefte/afspraak |
| Water | bij elke maaltijd (open beker/rietje) |
Richtwaarden; leidend zijn signalen, groei en luieroutput van je kind.
Wat je als ouder kunt merken
- Exploreren & klimmen: deuren, laden, stoelen, trap — peuter-proof huis blijft topprioriteit (meubels verankeren, koorden weg, kleine objecten verwijderen).
- Aan tafel: zelf eten met vingers/lepeltje; morsen = leren. Korte maaltijden, kleine porties, duidelijke woorden (meer? klaar?).
- “Nee!” & emoties: autonomie groeit; voorspelbare routines + humor, keuze in tweeën en meedoen in kleine taakjes helpen.
- Energiepieken: intens bewegen → vroegere bedtijd werkt beter dan “rekken”.
Do’s & don’ts
- Do: oefen achteruit/zijwaarts stappen, bal rollen/gooien/schoppen, klimmen laag en veilig.
- Do: lees dagelijks kort; wijs—label—wacht en benoem twee-woordjes (“meer brood”).
- Do: bied ijzerbronnen en variatie; oefen beker/rietje en lepeltje (co-feed).
- Don’t: bord leeg forceren; volg verzadigingssignalen.
- Don’t: onbeheerd op hoogte; traphek, stopcontactbeveiligers en meubels verankeren.
Tips & activiteiten
Speelideeën (motoriek, taal, doen-alsof, oorzaak–gevolg)
- Zij-/achteruit-parcours: zet twee kussens als “parkeerplek”; laat je kind zijwaarts langs de bank en achteruit naar het kussen stappen — “voor—achter—zij—stop!”.
- Bal & doel 3.0: rol de bal naar elkaar, gooi in wasmand, schop naar kussendoel; tel hardop “1—2—3—go!”.
- Kook-café (doen-alsof): lepels, bakjes, “soep” van blokjes; “roeren—proeven—geven aan pop”.
- Sorteren & stapelen: 3–5 ringen/blokken sorteren op kleur/grootte (jij modelleert). Label “rood—blauw—groot—klein”.
- Boekjestijd: flap-/voelboek; wijs 1–2 items per pagina en pauzeer voor reactie; moedig wijzen aan.
HowTo: meedoen met aankleden (taal + motoriek)
- Voorbereiden: leg twee kledingopties neer (t-shirt/kousen). Keuze in tweeën vermindert strijd.
- Mini-zinnen: model twee woorden per stap: “arm erin”, “voet erin”, “rits dicht”.
- Mee-doen: laat je kind de mouw zoeken en eraan trekken; jij helpt het laatste stuk.
- Gebaren + wachten: wijs, zeg de mini-zin en wacht 2–3 s. Elke poging (woord/gebaar/trek) telt.
- Afronden & prijzen: benoem specifiek: “Je deed voet erin – goed geholpen!”
Wist je dat… korte twee-woordmodellen + wachtpauze vaker tot taal én samenwerking leiden dan open vragen (“Wat zeg je dan?”)?
Leven van de ouder
- Dagindeling: anker op 1 middagdutje en wakkere vensters 5–6 uur; plan maaltijden tussen slaap en melk wanneer je kind alert is.
- Praktisch: kinderstoel met voetsteun, antislip-bord, siliconen slab met opvang; rommel = leermateriaal.
- Slaapmanagement: kies vroeg naar bed op drukke dagen; nachten saai (weinig licht/spraak, kort troosten).
- Mentale gezondheid: 22–24 maanden kan intens voelen (mobiliteit + wil + taal). Plan micro-me-time (10–20 min), verdeel “eet—bad—bed”-taken en vraag hulp.
- Veiligheid: traphek(ken), giftige planten hoog, koorden weg, kleine objecten verwijderen, meubels verankeren (omvalrisico).
FAQ (Veelgestelde vragen)
Moet een kind van 23 maanden al twee of drie woorden combineren?
Veel kinderen maken twee-woordzinnen tussen 18–24 mnd; drie-woordjes kunnen opduiken in routine, maar zijn geen must. Let vooral op begrip, wijzen en gebaren.
Is springen met beide voeten normaal op 23 maanden?
Nog niet per se. Huppelachtige pogingen en mini-stuiters zijn normaal; echt springen komt vaak later. Stimuleer laag en veilig met kussens.
Mijn kind is kieskeurig aan tafel. Wat helpt?
Bied kleine porties, herhaal smaken zonder druk, modelleer zelf eten, label “meer/klaar”. Houd maaltijden kort (10–20 min) en prijs specifiek gedrag (“je proefde de wortel!”).
Eén dutje was maar 45 minuten—wat nu?
Compenseer met vroegere bedtijd (30–60 min eerder) of plan een rustblok in de middag. Kijk naar trends over meerdere dagen.
Drinken uit (open) beker blijft knoeien—normaal?
Ja. Enkele slokjes per maaltijd volstaan. Oefen rustig; morsen = leren. Water is de beste dorstlesser.
Gooit/smeert mijn kind eten expres?
Meestal is het oorzaak–gevolg en aandacht zoeken. Bied kleine porties, gebruik meer/klaar-gebaren, rond kort & positief af en ruim samen op.
Is veel kruipen nog oké op 23 maanden?
Als je kind kan lopen maar soms kruipt voor snelheid of spel, is dat prima. Kan het nog niet lopen of twijfel je? Overleg met het consultatiebureau of je (jeugd)arts.
Wanneer hulp zoeken?
Bij koorts (≥38 °C), sufheid, slecht drinken/eten, weinig natte luiers, ademhalingsproblemen, herhaald projectielbraken, (mogelijk) verslikken/stikken of als je onderbuikgevoel “niet pluis” zegt—bel je (jeugd)arts.
Vooruitblik & navigatie
- Vorige: baby 22 maanden – behendig bewegen, vaker twee-woordzinnen en meedoen in routines.
- Volgende: baby 24 maanden – 2 jaar: meer zinnen, langere focus, rijk doen-alsof en doorgaans een stabiel 1-dutje-ritme met peuter-eten vol variatie.